De Hemelboom (Ailanthus altissima) komt oorspronkelijk uit China, maar komt al heel lang voor in Europa. Vanuit Zuid-Europa is de boom bezig met een opmars naar Centraal- en Noordwest- Europa, onder meer via de zaden in treinen en vrachtwagens. De klimaatverandering dragen er aan bij dat de hemelboom zich hier tegenwoordig goed kan handhaven en verspreiden. De warmere zomers en zachtere winters maken dat de boom hier makkelijker overleeft.
De boom is veel aangeplant in parken, pleinen en tuinen. Via zaden en opgeschoten wortels is de boom zich hier aan het verspreiden, vooral in stedelijk gebied en langs het spoor en (midden)bermen van (snel)wegen. Het is een snelle groeier en kan zich in korte tijd enorm uitbreiden, met name op plekken waar veel weggewaaide zaden zich ophopen. Er zitten gifstoffen in de wortels, bast en blad van de soort, die de groei van andere planten kan verhinderen. Vanwege het grote wortelstelsel en de hoge dichtheden is de hemelboom zeer concurrentiekrachtig. De zaailingen kunnen zich goed vestigen tussen kieren van plaveisel en muren en de wortels kunnen hier schade aan toebrengen. De bladeren en bloemen kunnen bij aanraking een allergische reactie aan de huid toebrengen. De pollen kunnen tot hooikoortsklachten leiden. Het is ook daarom dat de Hemelboom als invasieve en ongewenste exoot te boek staat. Sinds 2019 staat de soort op de Europese Unielijst. Voor gemeenten, provincies en andere terreinbeheerders betekent dit dat de Hemelboom bestreden moet worden, of dat in ieder geval moet worden voorkomen dat de soort zich uitbreidt.