Spring naar inhoud

Wasbeer

De wasbeer (Procyon lotor) is een roofdier dat oorspronkelijk uit Noord- en Centraal-Amerika komt. Plaatselijk kan de wasbeer door predatie een bedreiging vormen voor bedreigde diersoorten. Ook is de wasbeer drager van parasieten en ziektes die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier, zoals wasbeerspoelworm, hondsdolheid (rabiës) en hondenziekte. De wasbeer is vooral in de schemering en nacht actief. Een volwassen wasbeer is 70-85 cm lang (inclusief staart), circa 35 cm hoog en heeft een gewicht van 5-10 kg. Qua uiterlijk valt het (bijna) zwarte masker op dat vaak net boven de ogen begint en doorloopt over de wangen tot aan de puntige snuit. De vacht is meestal grijs, maar ook (bijna) zwarte en roodachtige komen voor. De staart is opvallend, met 5, 6 of 7 banden en een zwarte punt aan het uiteinde. De voor- en achterpoten hebben elk vijf ‘vingers’, waardoor de pootafdrukken lijken op afdrukken van mensenhanden. Wasberen zijn goede klimmers. Bij identificatie kan verwarring ontstaan met wasbeerhond en das. De wasbeer komt in een groot deel van Europa voor, inclusief alle provincies van Nederland, met de nadruk op Midden- en Zuid-Limburg. Naar schatting zijn er in ons land circa 400 wasberen.

Op lokaal niveau, zoals op de eilanden, kunnen (hoge aantallen) wasberen negatieve effecten hebben. De soort is een alleseter en hun dieet bestaat vaak uit voedsel dat eenvoudig te bemachtigen is. Tijdens het broedseizoen kan de focus liggen op eieren en kuikens van vogels, waaronder grond-, holen- en eilandbroedende soorten. Naast ecologische gevolgen, kan de wasbeer ook maatschappelijke problemen, economische verliezen en gezondheidsrisico’s veroorzaken. In de landbouw kunnen wasberen vraatschade aan landbouwgewassen en fruitbomen in boomgaarden veroorzaken evenals schade in stallen. Wasberen kunnen drager zijn van verschillende parasieten en ziektes die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier.

De wasbeer staat sinds 2016 op de lijst met invasieve exoten van de Europese Unie. De EU-lidstaten zijn verplicht om de wasbeer te bestrijden. De manier waarop bepalen de lidstaten zelf. In Nederland bepaalt elke provincie zelf op welke manier waarop de wasberen worden bestreden, bijvoorbeeld door afschot of vangen/steriliseren. Een gezamenlijke, consistente aanpak ontbreekt. In Duitsland, waar inmiddels anderhalf miljoen wasberen leven, en ze veel schade veroorzaken, worden jaarlijks ongeveer 20.000 wasberen geschoten.

De wasbeer is in 1960 voor het eerst in Nederland waargenomen. Ook hier bleef het, net als in Duitsland, lang bij schaarse waarnemingen gedurende de eerste decennia. Sinds omtrent 2015 is er in Limburg sprake van populatievorming, met een zwaartepunt rondom Maastricht en Sittard. De Sittardse populatie bleek na genetisch onderzoek voort te komen uit een lokale introductie, terwijl eerder werd aangenomen dat alle wasberen vanuit Duitse of Belgische populaties kwamen. De wasberen rondom Maastricht en in het Geuldal lijken overigens wel van Belgische origine, al moet dat nog wel genetisch worden bevestigd.

Globaal verspreidt de wasbeer zich vanuit het zuidoosten van Nederland richting het noordwesten. Er zijn tegenwoordig waarnemingen bekend uit alle provincies, naast Limburg worden de meeste waarnemingen gedaan in Noord-Brabant, Gelderland, Drenthe en Overijssel. Dit is ook te zien in de geografische verspreiding van de waarnemingen uit het wasberenmeldpunt.

Aan het begin van de 20e eeuw is de wasbeer vanuit Noord-Amerika geïntroduceerd in Europa. Hij wordt sinds 1960 ook in Nederland waargenomen. Net als andere exotische zoogdieren is de wasbeer moeilijk te monitoren door de lage dichtheden en de voornamelijk nachtelijke leefwijze. Sinds 2019 probeert de Zoogdiervereniging beter zicht te krijgen op de Nederlandse populatie met het wasberenmeldpunt.ze van de wasbeer

Deze zeer adaptieve soort heeft zich aangepast aan leven in de buurt van mensen. In stedelijk gebied is de wasbeer zo succesvol dat de dichtheden hier meer dan tien keer zo hoog kunnen liggen dan in bosgebieden. In bosgebieden worden dichtheden waargenomen tot acht individuen per vierkante kilometer en op het platteland vijf per vierkante kilometer. In steden en dorpen kunnen de dichtheden oplopen tot honderd individuen per vierkante kilometer. Daar benutten wasberen voornamelijk voedsel afkomstig van mensen (zoals vuilniszakken, GFT-bakken en composthopen). In een meer natuurlijke omgeving is het dieet zeer divers en verschilt het sterk afhankelijk van de omgeving en het aanbod.

In Noord-Amerika staan wasberen bekend als nestrovers van grondbroedende vogels, maar ook planten, insecten, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en vogels staan op het menu. Het voortplantingsseizoen begint vroeg in het jaar en loopt door tot eind augustus. Per vrouwtje worden ongeveer 3 tot vijf jongen geboren. Na vier maanden zijn de jongen zelfstandig. De vrouwtjes vormen vaak samen met de moeder een sociale groep en de mannetjes vertrekken nadat ze geslachtsrijp zijn. Deze jonge mannetjes kunnen honderden kilometers afleggen tijdens hun zoektocht naar een eigen territorium en kunnen hierdoor snel nieuwe gebieden koloniseren.