Spring naar inhoud

Landelijke regels

Op basis van een verordening van de Europese Unie zijn de Europese lidstaten verplicht om uitroeiings­maatregelen, beheersmaatregelen en herstelmaatregelen te treffen ten aanzien van invasieve exoten. Doordat het natuurbeleid in ons land is gedecentraliseerd zijn de provincies daarvoor verantwoordelijk. Die provincies stellen beleid vast voor de bij ministeriële regeling aangewezen soorten planten en dieren. Voor de uitvoering is er, naast de provincie, ook een belangrijke rol voor terreinbeheerders zoals gemeenten, waterschappen, private organisaties en particulieren. Voor dit geheel hebben de provincies een coördinerende taak. Er zijn gemeenten die in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) iets hebben opgenomen over invasieve exoten. Meestal gaat het dan om de bevoegdheid van het College van B&W om terreinbeheerders te kunnen verplichten bepaalde soorten te bestrijden of verwijderen.

Onderscheid wordt gemaakt tussen uitroeiingsmaatregelen, beheersmaatregelen en herstelmaatregelen. Uitroei­ings­maat­regelen worden toegepast als soorten vroegtijdig in Nederland worden gesignaleerd en nog maar nauwelijks zijn verspreid. Uitroeiingsmaat­rege­len zijn gericht op volledige en permanente verwijdering van een populatie van de invasieve exoot. (Artikel 17, EU-exotenverordening).

Voor invasieve exoten van de (Europese) Unielijst die al wijdverspreid in ons land voorkomen worden beheersmaatregelen vastgesteld, die gericht zijn op het uitroeien, beheersen of indammen van een populatie van de invasieve exoot (Artikel 19, EU-exotenver­orde­ning). Naast uitroeien of beheersen moeten de provincies ook herstelmaatregelen treffen. Die maatregelen richten zich op het versterken van de veerkracht van ecosystemen tegen invasieve exoten en het herstel van veroorzaakte schade. De maatregelen zorgen er ook voor dat inheemse soorten en hun leefgebieden in stand blijven, in overeenstemming met de Habitat- en de Vogelrichtlijn. (Artikel 20, EU-exotenverordening).