Spring naar inhoud

Uit recent internationaal onderzoek blijkt dat dominantie van veel invasieve boomsoorten in het bos door de ecosysteemaanpak doorbroken kan worden. Eenmaal opgenomen in het bos blijken deze bomen bij te dragen aan klimaatadaptatie. Ze kunnen de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat in sommige gevallen versterken. Bart Nyssen en Lisa Raats namen als bosecologen van de Bosgroepen deel aan dit onderzoek in het kader van LIFE RESILIAS. In dit Europese project gaan Bosgroep Zuid Nederland en Stichting Bargerveen zeven jaar lang aan de slag met systeemgericht natuurherstel om dominantie van invasieve exoten te doorbreken en te voorkomen. Amerikaanse vogelkers is een van de invasieve exoten waarop LIFE Resilias zich richt met haar ecosysteemaanpak, het terugdringen van invasieve soorten door ecosysteemherstel. Om nu te controleren of deze aanpak voor invasieve boomsoorten in bossen ook voor andere soorten werkt, heeft een internationaal onderzoek plaatsgevonden.

Wereldwijd onderzoek

Een wereldwijd team onderzocht in de EU, de USA, Nieuw Zeeland, Chili en Brazilië hoe het beheer van vijf invasieve boomsoorten kan worden aangepakt in het kader van klimaatslim bosbeheer. Het gaat hierbij om hemelboom (Ailanthus altissima), blauwe gomboom (Eucalyptus globulus), montereyden (Pinus radiata), Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en robinia (Robinia pseudoacacia). Gezien het internationale karakter van het onderzoek is ook een aantal boomsoorten in het onderzoek betrokken die we niet in Nederland hebben.

Stervend grovedennenbos op zand in Pfungstadt, Duitsland. Amerikaanse vogelkers en hemelboom herstellen het kronendak. Haagbeuk, winterlinde, esdoorn en Noorse esdoorn zijn aanwezig en zorgen op termijn voor verjonging onder de pionierboomsoorten

Stervend grovedennenbos op zand in Pfungstadt, Duitsland. Amerikaanse vogelkers en hemelboom herstellen het kronendak. Haagbeuk, winterlinde, esdoorn en Noorse esdoorn zijn aanwezig en zorgen op termijn voor verjonging onder de pionierboomsoorten (Bron: Bart Nyssen)

Voorkomen en integreren

Boomsoorten zijn in het verleden om verschillende redenen over continenten verplaatst. Bijvoorbeeld voor de esthetiek, herstel van ecosystemen, verrijking van biodiversiteit of houtproductie. In veel gevallen zijn ze onderdeel geworden van regionale boomsoortenpools over de hele wereld. Sommige soorten vallen op door hun snelle uitbreiding en worden daarom 'invasief' genoemd. Onderzoek naar de effecten van invasieve boomsoorten in bossen richt zich vaak op het voorkómen van nieuwe invasies. In dit onderzoek richten we ons op invasieve boomsoorten die al ingeburgerd en wijdverspreid zijn. We spreken hier over established invasive tree species (EITS) ofwel gevestigde invasieve boomsoorten.

EITS kunnen schadelijk zijn buiten bossen, zoals op heiden en in graslanden. Ook binnen bossen kunnen ze aanzienlijke gevolgen hebben voor bosgerelateerde biodiversiteit, ecosysteemprocessen en gerelateerde ecosysteemdiensten. Bovenal kan hun aanwezigheid conflicteren met natuurbehoudsdoelstellingen, omdat ze meestal geen deel uitmaken van de beoogde bossamenstelling. Toch worden er ook voordelen van EITS gerapporteerd. Uit onderzoek blijkt dat zij kunnen bijdragen aan soortenrijkdom, verbetering van de beschikbaarheid van voedingsstoffen en levering van ecosysteemdiensten. Daarnaast wordt door sommige bosbeheerders en onderzoekers gesuggereerd dat EITS onder bepaalde omstandigheden de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat kunnen versterken.

Integratie in bosecosystemen 

EITS kunnen tijdelijk en plaatselijk dominant zijn in pioniersituaties. De vestiging van meer schaduwtolerante opvolgersoorten onder het lichtdoorlatende kronendak van EITS verdringen deze echter geleidelijk aan weer. In bosecosystemen die veerkrachtig (gemaakt) zijn tegen de dominantie door EITS, is hun plaatselijke dominantie een overgangsfase.

In bossen waar het aantal boomsoorten die EITS kunnen beconcurreren beperkt is, kan de diversiteit aan boomsoorten versterkt worden door aanplant. De grotere veerkracht die hier het gevolg van is, zal op termijn niet alleen de dominantie van EITS verminderen, maar verkleint ook de kans dat nieuwe invasieve boomsoorten zich in het bos vestigen. Het terugdringen van invasieve boomsoorten door de ecosysteemaanpak is maatwerk en blijkt zowel haalbaar in beheerder als onbeheerde bossen.

Eenmaal geïntegreerd in het bos kunnen invasieve bomen bijdragen aan de veerkracht van het bos door het opvullen van vrijgevallen niches, zodat bosstructuur en -functies sneller herstellen na een verstoring. Pionierboomsoorten, zoals EITS, kunnen als verzorgende boomsoorten (‘nurse trees’) verjonging van inheemse boomsoorten stimuleren door snel herstel van het microklimaat en soms ook door de strooiselafbraak te bevorderen. 

EITS vaak beter bestand tegen klimaatverandering

Terwijl bosbeheerders een pragmatische manier zoeken om met EITS om te gaan, veranderen de klimaatomstandigheden waaronder ze dit doen. De wereldwijde gemiddelde temperaturen zijn de afgelopen decennia snel gestegen, met als gevolg grotere weersextremen, zoals droogte, hitte, maar ook periodes van extreme neerslag en langdurige natheid. Juist deze extremen stelt bosbeheer voor grote uitdagingen. De effecten van klimaatverandering hebben wereldwijd geleid tot verhoogde boomsterfte op alle continenten. Vaak zijn EITS beter aangepast aan deze veranderingen dan inheemse boomsoorten, dankzij hun hogere ecologische plasticiteit en een bredere ecologische amplitude. De verstoring door klimaatverandering begunstigt bovendien bomen met pionier-eigenschappen zoals een intensieve verjongingsdynamiek, snelle jeugdgroei en grote lichtbehoefte, kenmerken die ook typisch zijn voor de meeste EITS. Een van de verwachte gevolgen van klimaatverandering is dat door de uitval van boomsoorten het aandeel kwetsbare bosecosystemen zal toenemen, wat op zijn beurt kan leiden tot een groeiend aandeel van EITS in deze bossen. 

Bijdragen aan klimaatadaptatie

In veerkrachtige bosecosystemen kunnen EITS bijdragen aan klimaatadaptatie vanwege hun vaak hogere droogte- en warmtetolerantie en hun pionierkarakter. Dit vertaalt zich in snel herstel van een bosmicroklimaat na grootschalige verstoringen en het vermogen om als verzorgende boomsoort de vestiging van inheemse bomen te bevorderen. Klimaatadaptatie en verhogen van de veerkracht tegen EITS zijn echter niet overal te combineren. Daar waar gelaagd bos met een grote diversiteit aan boomsoorten ongewenst is, werkt het niet. In neerslagarme gebieden bijvoorbeeld, waar de veerkracht van bossen tegen klimaatverandering wordt vergroot door bomen een grote groeiruimte te geven in een open bos, zal het aandeel pionierboomsoorten, en dus EITS, waarschijnlijk toenemen.

Structuurrijk inheems bos ontwikkelt zich onder een kronendak van Amerikaanse vogelkers in Prunusreservaat Norg, Nederland. Het basenrijke strooisel draagt bij aan de nutriëntenvoorzieningStructuurrijk inheems bos ontwikkelt zich onder een kronendak van Amerikaanse vogelkers in Prunusreservaat Norg, Nederland. Het basenrijke strooisel draagt bij aan de nutriëntenvoorziening (Bron: Bart Nyssen)

Integratie bevordert soortenrijkdom

Het toevoegen van een boomsoort – met zijn soortspecifieke eigenschappen – aan een bestaand bosecosysteem verandert de biologische diversiteit. Dit geldt zowel voor inheemse boomsoorten als voor EITS. Deze effecten van EITS op de soortendiversiteit hangen sterk af van de dichtheid waarmee deze bomen voorkomen. Wanneer de dichtheid hoog is zijn deze effecten, negatief of positief, groter dan wanneer deze lager is. Negatieve effecten van de aanwezigheid van dominante EITS kunnen in veerkrachtige bossen met een laag aandeel omslaan in positieve diversiteitseffecten door de toegenomen variatie aan habitats en voedselaanbod. Gedurende de aanwezigheid van EITS vindt er bovendien een geleidelijke wederzijdse aanpassing plaats met soorten die al langer aanwezig zijn. 

Mogelijkheden voor houtproductie

Voor EITS zoals robinia, montereyden en de blauwe gomboom, is houtproductie in vele landen een belangrijke reden voor aanplant in monoculturen. Een relevante vraag is of zij ook kunnen bijdragen aan de houtvoorziening in veerkrachtige bossen. Hoewel houtproductie in monoculturen meestal gericht is op laagwaardige toepassingen zoals brandhout, pulp en papier, kunnen EITS ook gebruikt worden om hout uit veerkrachtige bossen te leveren voor hoogwaardige toepassingen zoals houtskeletbouw, meubels en fineer. Dit geldt voor alle vijf onderzochte boomsoorten. Het beheer van veerkrachtige bossen wordt gekenmerkt door kleinschalige ingrepen, die de hoeveelheid licht op de bosbodem beperken en de bijgroei concentreren op een beperkt aantal bomen van hoge kwaliteit. Dus ook hier neemt de dichtheid van pionierboomsoorten – en dus van EITS – af ten voordele van opvolgersoorten.

Integratie is veelbelovend voor bosbeheerders

De bijdrage die invasieve bomen kunnen leveren aan klimaatadaptatie in bossen lijkt veelbelovend voor bosbeheerders, aldus het onderzoek. De grote budgetten die voorheen gereserveerd waren voor bestrijden, kunnen vaak gebruikt worden om bossen verder te ontwikkelen en hun veerkracht te versterken. Bovendien hebben bosbeheerders door de integratie van invasieve bomen extra boomsoorten tot hun beschikking om hun beheerdoelstellingen te bereiken.

Conclusie van het onderzoek

Ondanks alle verschillen in hoe de aanwezigheid van verschillende invasieve bomen uitpakt in diverse bosecosystemen, heeft de samenleving veel te winnen bij een niet-vooringenomen benadering van deze 'nieuwe' boomsoorten. De duurzame levering van bosgebonden ecosysteemdiensten onder snel veranderende klimaatomstandigheden kan er deels afhankelijk van zijn.

Meer informatie