Spring naar inhoud

In Nederlandse tuinen duiken steeds vaker exotische landplatwormen op. Wetenschappers van de Radboud Universiteit en EIS Kenniscentrum Insecten houden de verspreiding van de verschillende soorten nauwlettend in de gaten. Ze onderzoeken hoe de landplatwormen in onze tuinen terechtkomen en wat de impact is van deze dieren. Jij kunt helpen met het onderzoek door in jouw tuin op zoek te gaan!

Landplatwormen (Geoplanidae) zijn (vaak) afgeplatte, wat slijmerige wormen zonder segmenten. Anders dan regenwormen, die duidelijk gesegmenteerd zijn. Ze lijken soms op naaktslakken, maar zijn goed te onderscheiden, want naaktslakken hebben korte steeltjes met ogen, tentakels genoemd. Naaktslakken hebben ook een verdikte huid, de mantel, waar zich de ademopening bevindt. Overdag verstoppen landplatwormen zich op donkere, vochtige plekken – onder potten, tussen houtblokken en onder plastic, zoals gieters, worteldoek of speeltoestellen. ‘s Nachts komen ze tevoorschijn om te jagen op onder andere bodemdieren, zoals slakken en regenwormen.

Exotische landplatwormen vallen vaak op door hun lengte, kleur of patroon. Een voorbeeld is de grote Australische geelstreep (Caenoplana variegata) die, de naam zegt het al, groot is en een brede gele streep met twee dunne donkere lijnen op zijn rug heeft.

Hoe komen ze in Nederland terecht?

Niet alle landplatwormen zijn nieuwkomers. In Nederland leven enkele inheemse soorten, die meestal klein en onopvallend van kleur zijn. Maar de laatste jaren worden er steeds vaker exotische landplatwormen aangetroffen. Deze glibberige dieren komen oorspronkelijk uit verre gebieden zoals Nieuw-Zeeland, Australië, Azië en Zuid-Amerika en verspreiden zich nu over bijna alle continenten. De grote gevlekte landplatworm – afkomstig uit Zuid-Amerika – is in 2020 voor het eerst gezien in Nederland en wordt ook al in verschillende andere Europese landen aangetroffen, zoals in onze buurlanden België en Duitsland. Maar hoe komen ze zo ver van huis? Landplatwormen verspreiden zich waarschijnlijk via de handel in potplanten en potgrond. Ze liften mee met planten naar de andere kant van de wereld. Vervolgens kunnen ze ongemerkt meekomen met een plant uit het tuincentrum en wanneer de plant in de tuin wordt geplaatst, is er kans dat ze zich daar vestigen. Het is nog onzeker in hoeverre landplatwormen zich in Nederland op eigen kracht kunnen verspreiden.

Een grote gevlekte landplatworm (Obama nungara), gevonden onder een bloempot

Een grote gevlekte landplatworm (Obama nungara), gevonden onder een bloempot (Bron: Malika van Lochem)

Waarom is onderzoek nodig?

Sinds enkele jaren proberen onderzoekers van de Radboud Universiteit en EIS Kenniscentrum Insecten inzicht te krijgen in de verspreiding en de mogelijke effecten van deze exotische landplatwormen in Nederland. Dit doen ze met behulp van waarnemingen die worden gedaan door burgerwetenschappers. Iedereen die een landplatworm vindt, kan dit melden bij de wetenschappers, bijvoorbeeld via Waarneming.nl. Omdat weinig mensen hebben gehoord van landplatwormen, worden waarnemingen mogelijk niet gemeld. Hoe meer mensen exotische landplatwormen herkennen en melden, hoe meer we leren over het gedrag en de verspreiding van deze soorten. Deze kennis is van belang omdat exotische landplatwormen mogelijk een risico vormen voor onze natuur. Bijvoorbeeld omdat de landplatwormen bodemdieren, zoals regenwormen, eten. Regenwormen zijn essentieel voor een gezonde bodem. Toch is de exacte impact van landplatwormen nog onzeker. Er is dus meer onderzoek nodig.

Jij kunt helpen!

Om beter in kaart te brengen waar exotische landplatwormen voorkomen, is hulp van het publiek welkom. Door te melden waar en wanneer je een landplatworm vindt, help je wetenschappers grip te krijgen op de verspreiding. Ook in andere Europese landen, zoals Frankrijk en België, wordt al actief gezocht in tuinen. In België gebeurt dit met behulp van het burgerwetenschap-project Flatwormwatch. Uit die projecten bleek al dat de platwormen op veel meer plekken voorkomen dan eerst werd gedacht.

Zitten ze ook in jouw tuin?

Het zou zomaar kunnen dat jij ook landplatwormen in je tuin hebt. Til dus eens wat potten op of kijk onder losliggende tegels, misschien kun je er wel een vinden! Ook serres of (kleine) kassen zijn ideale plekken om te zoeken, omdat deze dieren ook wel van wat warmte houden. De zoekkaart (pdf: 2,7 MB) van EIS Kenniscentrum Insecten en de digitale soortzoeker voor landplatwormen zijn handige tools om de gevonden landplatworm te determineren. In de digitale soortzoeker worden alle landplatwormen die in de Benelux worden aangetroffen – inclusief de inheemse soorten – uitgebreid beschreven.

Twijfel je of je een landplatworm hebt gevonden? Let op de volgende kenmerken:

  • Landplatwormen zijn ongesegmenteerd en hebben geen tentakels.
  • Naaktslakken hebben voelhorens (tentakels) en een mantel.
  • Regenwormen hebben een duidelijk gesegmenteerd lichaam.

Het schema hieronder laat de belangrijkste verschillen zien tussen bovengenoemde dieren.

Verschillen tussen naaktslakken, regenwormen en landplatwormenVerschillen tussen naaktslakken, regenwormen en landplatwormen

(Bron: Rasbak, Donald Hobern, Jan van Duinen)

Welke soorten kun je tegenkomen?

Om een idee te geven van de exotische soorten die je kunt tegenkomen in je tuin, volgt hieronder een korte beschrijving. Deze landplatwormen worden vaak gevonden in tuinen in Nederland en andere Europese landen:

  • Grote gevlekte landplatworm (Obama nungara): Een van de meest voorkomende soorten in tuinen in EuropaDe wetenschappelijke naam van deze van oorsprong uit Zuid-Amerika komende worm verwijst niet naar de eerdere president van de VS, maar naar de vorm. In de Braziliaanse taal Tupi betekent het woord oba blad en ma dier. Deze landplatworm is bladvormig, kan tussen de 5 en 10 centimeter lang worden en is donker van kleur. Je kunt deze landplatworm herkennen aan de kenmerkende vlekjes over zijn hele rug.
  • Grote Australische geelstreep (Caenoplana variegata): Deze platworm heeft een brede gele streep. Daarbinnen lopen twee smalle bruine lijnen. De buikzijde is bleek. Deze soort is rond van vorm maar ziet er soms afgeplat uit. Dat deze landplatworm ook groot is mag duidelijk zijn. Sommige exemplaren kunnen wel 15 centimeter lang worden.
  • Kleine Australische tweestreep (Parakontikia ventrolineata): Deze soort lijkt een beetje op de grote Australische geelstreep. Maar, deze soort is kleiner (tot 3 centimeter) en heeft twee lichte lengtestrepen in plaats van een gele streep. De rug is donkergrijs tot bijna zwart. De buikzijde is lichter met ook twee lengtestrepen. Deze platworm is rond en vrij smal.
  • Blauwgevlekte landplatworm (Marionfyfea adventor): Dit is een vrij kleine, mollige worm van slechts een centimeter. Deze soort is donkerbruin met kenmerkende kleine iriserende blauwe vlekjes.
  • Inheemse landplatwormen: Sommige landplatwormen komen oorspronkelijk in Nederland voor. De vier inheemse soorten in Nederland zijn klein en wittig, grijs of grijsbruin tot zwart, zonder opvallende kleurige kenmerken.

Met de klok mee, startend linksboven: grote gevlekte landplatworm, grote Australische geelstreep, kleine Australische tweestreep, blauwgevlekte landplatworm

Met de klok mee, startend linksboven: grote gevlekte landplatworm, grote Australische geelstreep, kleine Australische tweestreep, blauwgevlekte landplatworm (Bron: Pierre Gros, Benoit Nabholz, Stephen James McWilliam, Simon Barbier)

Maak foto’s en stuur ze op

Wil je helpen met het onderzoek? Maak dan een paar goede foto’s van de landplatworm die je hebt gevonden en e-mail deze naar Naomi Thunnissen. Ook als je niet weet welke soort het is, vinden we het erg interessant om je melding en foto’s te ontvangen. Vermeld daarbij de vindplaats en voeg indien mogelijk een extra foto toe van de omgeving. We willen namelijk graag in kaart brengen op welke plekken de landplatwormen leven. Je kunt eventueel het dier levend bewaren in een goed afgesloten potje met wat blaadjes en wat vochtig keukenpapier. Gebruik bijvoorbeeld een takje of blaadje om het dier op te tillen. Het kan nuttig zijn voor ons om de landplatwormen op te halen voor extra onderzoek. Samen komen we meer te weten over deze onbekende maar mogelijk invloedrijke dieren!

Meer informatie

Tekst: Malika van Lochem, Sytske de Waart, Naomi Thunnissen, Eelke Jongejans en Frank Collas
Beeld: Malika van Lochem (leadfoto: De grote gevlekte landplatworm verstopt zich op donkere plekjes, maar bij het optillen van een pot vinden we hem toch); Rasbak; Donald Hobern; Jan van Duinen; Pierre Gros, Wikimedia Commons; Benoit Nabholz, Wikimedia Commons; Stephen James McWilliam, Wikimedia Commons; Simon Barbier, Wikimedia Commons

In het Veerse Meer leeft een klein kwalletje dat regelmatig in het nieuws is: de Japanse kruiskwal. Deze exoot is een kleine, transparante schijfkwal van 2 cm met een geelbruine kruistekening en 60-100 tentakels langs de rand. De netelcellen aan deze tentakels kunnen zorgen voor een flink pijnlijke uitslag op je huid en soms krijgt iemand een sterk allergische reactie. Rijkswaterstaat monitort sinds 2017 uitgebreid de aanwezigheid van Japanse kruiskwallen in het Veerse Meer. In 2021 heeft Waardenburg Ecology deze monitoring verzorgd. Op basis van onze gegevens is door de provincie Zeeland en gemeentes een waarschuwing afgegeven aan recreanten als er veel kruiskwallen werden gevonden. Kruiskwallen blijken vooral voor te komen in het oosten van het Veerse Meer, met name in juni zijn op meerdere recreatie-locaties veel kruiskwallen aangetroffen.

Nog een exoot: Japans bessenwier

Japanse kruiskwallen leven vooral tussen Japans bessenwier. Japans bessenwier komt sinds de jaren zeventig voor langs de Europese kust en is waarschijnlijk met een andere Japanse soort meegelift: de Japanse oester. Al deze exoten komen voor in het Veerse Meer. Japans bessenwier is een bruinwier dat zich vasthecht op hard substraat (bijvoorbeeld Japanse oesters) en rechtop in de waterkolom groeit dankzij de lucht-“bessen”. De soort groeit erg snel en kan daardoor goed concurreren met inheemse wieren. In sommige landen wordt de soort gebruikt als indicator voor eutrofiëring. In juni 2021 hebben we de aanwezigheid van Japans bessenwier in het Veerse Meer in kaart gebracht in opdracht van Rijkswaterstaat. En wat bleek? Met name in het oosten van het Veerse Meer komen grote velden Japans bessenwier voor, precies waar we ook veel Japanse kruiskwallen vonden.

Al die Japanse soorten in het Veerse Meer, is dat erg?

Japanse kruiskwallen kunnen overlast geven voor recreanten en Japans bessenwier kan sterk concurreren met inheemse soorten. Is dit erg? Dat is moeilijk te zeggen. Er wordt weinig kwallenmonitoring gedaan in Nederland, dus we weten niet of er een verschuiving gaande is. Kwallen eten zoöplankton en vissenlarven en kunnen dus een groot effect hebben op het ecosysteem. Er is weinig wierenonderzoek, maar we zagen wel sterke verschuivingen ten opzichte van onze BIOMON-monitoring in 1989-1998. Zo is de toename van een aantal (Aziatische) roodwieren een indicatie voor verbeterd doorzicht, maar een ontwikkeling van hardgroeiende soorten als Japans bessenwier zijn een indicatie van eutrofiëring. Een goede monitoring van deze groepen kan ons veel vertellen over de staat van het Veerse Meer en andere ecosystemen. Mogelijk helpt deze kennis ook om overlast voor recreanten te beperken.