BRON: STICHTING ANEMOON / RYKEL DE BRUYNE, ADRIAAN GMELIG & INGE VAN LENTE
(Vakantie)verkeer, meeliften met kampeerspullen en met (tuin-)planten én een zachter klimaat, versnellen de vestiging en verspreiding van landslakken uit zuidelijker streken. Hun leefwijze vertoont overeenkomsten, de snelheid en routes verschillen echter. De laatste decennia hebben zich in ons land diverse landslakken gevestigd met een Zuid-Europese herkomst. Vaak afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, werden ze door menselijk handelen onbedoeld geïntroduceerd. Eenmaal gearriveerd blijkt het Nederlandse klimaat met – inmiddels – mildere winters, geschikter voor vestiging en verdere verspreiding dan vroeger.
Zuidelijke (klimaat)schuivers?
Als eerste duiken zuidelijke slakken vaak op in tuinen, zelfs op balkons in het stedelijk gebied en op andere plekken met veel menselijke invloed. Meegelift met kampeer- en bouwmateriaal, verkeer en tuinplanten, verspreiden ze zich onder andere via campings, wegbermen, dijken, spoortaluds, haventerreinen en tuincentra. Later koloniseren ze ook andere gebieden en verloopt de verspreiding natuurlijker. Dit proces van acute of geleidelijke import vanuit het zuiden zien we in heel Europa. Menselijk transport vormt de motor; klimaatverandering veroorzaakt gunstige vestigingscondities. Omdat ze hier door menselijk transport kwamen, beschouwen we ze als exoten en niet als op eigen kracht gekomen klimaatschuivers.
Verschillen in verspreidingstrends
Veel van de nieuwe slakken komen uit vergelijkbare regio’s: Zuid-Frankrijk, Italië, Griekenland, Spanje of Noord-Afrika en zijn aangepast aan droge, zonnige omstandigheden. Als overlevingsstrategie klimmen ze ver omhoog in stengels of struiken om droge, hete perioden te overbruggen (estivatie of zomerslaap). Onderling bestaan wel verschillen in verspreidingssnelheid, biotoopvoorkeur en mate van vestiging. Hieronder worden ter illustratie enkele soorten aangestipt.
De gekielde loofslak (Hygromia cinctella) is een voorbeeld van snelle verspreiding. Deze verliep aanvankelijk via kampeerspullen en geïmporteerde (tuin)planten. Na de eerste vondst in Amsterdam (1996) nam het aantal waarnemingen explosief toe. Inmiddels zijn grote delen van Nederland veroverd. De soort leeft vooral in tuinen, parken en bermen en blijkt goed bestand tegen ons klimaat.
De zandslak (Theba pisana) floreert rondom de Middelllandse Zee in zandig open duingebied. In de jaren zestig werd een populatie uitgezet in Domburg. Latere vestigingen hadden plaats via kampeermateriaal en planten. Geholpen door het warmere klimaat gaat de verdere verspreiding op natuurlijke wijze. Inmiddels leven op veel plaatsen. De zandslak neemt in ons land sterk toe. Met name in duingebieden zie je ze vaak in groepjes bij elkaar hoog boven de grond op plantenstengels de hitte en droogte van de bodem ontvluchten.
Zuidelijke duinslakken worden vooral in duingebieden waargenomen. Hoewel ze zich daar het eerst hebben gevestigd, komen ze inmiddels ook elders in ons land voor. Er zijn meerdere soorten. De afgevlakte duinslak is herkenbaar aan onder andere de 'navel' onderop het huisje. Bij warm weer klimmen ze massaal op planten of paaltjes om aan de hete bodem te ontsnappen. De slanke en de bolle duinhoren (Cochlicella acuta en C. barbara) hebben, evenals de Griekse duinslak (Cernuella cisalpina), een voorkeur voor vrij open, kalkrijke habitats, zoals duinen en wegbermen. Ze zijn gevoelig voor vorst, profiteren zichtbaar van zachte winters en breiden zich vooral uit in de kustprovincies.
De Franse en afgevlakte duinslak (Cernuella aginnica en C. neglecta) komen nog op kleinere schaal met lokale populaties voor in de duinen, maar ook in kalkrijk Zuid-Limburg en op veen- en kleigrond. De pastaslak (Eobania vermiculata) en de getande melkslak (Otala lactea) doken vooral relatief kortgeleden in ons land op. Ze worden steeds vaker levend ontdekt tussen geïmporteerde planten en groenten en in tuincentra. Van vestiging op grote schaal is nog geen sprake; ze lijken nog (net) te gevoelig voor kou. Bij verdere opwarming is zeker uitbreiding denkbaar. Impact op inheemse slakkensoorten Vooralsnog zijn in Nederland geen grote negatieve effecten op onze inheemse (slakken)fauna vastgesteld. Uit België en het Verenigd Koninkrijk is wel lokale verdringing door voedselconcurrentie of verstoring van kwetsbare habitats bekend. Exoten kunnen de druk op de inheemse soorten vergroten. Verdere monitoring is daarom van belang.
Menselijke mobiliteit, internationale handel en klimaatverandering, creëren ideale omstandigheden voor vestiging van zuidelijke landslakken. Binnen het project Signalering Exoten volgen vrijwilligers van Stichting ANEMOON deze ontwikkelingen op de voet. Uw ‘losse waarnemingen’ blijven ook welkom via de bekende waarnemingenportals.