Spring naar inhoud

Reuzenberenklauw is een invasieve exoot die is opgenomen op de Europese Unielijst van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Dit betekent dat er een verbod geldt op het bezit, de handel, kweek, import én het transport van deze soort. Dat verbod geldt niet alleen voor levende planten, maar ook voor alle onderdelen die kunnen overleven of zich kunnen vermeerderen – zoals zaden of worteldelen. Maar hoe zit het dan met grond waarin de plant groeit of heeft gegroeid? Mag die nog worden vervoerd en elders worden toegepast?

Reuzenberenklauw en verspreiding

De Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum) groeit vooral langs watergangen, wegen en spoorlijnen. De plant ontwikkelt zich enkele jaren vegetatief voordat ze bloeit – meestal tussen eind juni en augustus. Eén bloemscherm kan meer dan 20.000 zaden produceren. Deze vallen meestal binnen 25 meter van de moederplant in de toplaag van de bodem en blijven tot wel zeven jaar kiemkrachtig.

Verspreiding vindt plaats via wind, water en – niet onbelangrijk – menselijke activiteiten zoals maaien, grondverzet en transport. Juist deze laatste vorm van verspreiding staat in toenemende mate ter discussie.

Voorbeeld uit de praktijk

In de winter werd op een locatie een reguliere in-situ partijkeuring (AP04) uitgevoerd. Er waren op dat moment geen zichtbare aanwijzingen voor de aanwezigheid van Reuzenberenklauw. Enkele maanden later stond het betreffende gebied echter vol met volwassen planten. Duidelijk is dat grond waarin zaden van Reuzenberenklauw aanwezig zijn, bij transport kan leiden tot verspreiding en hergroei op een nieuwe locatie. Dat roept de vraag op: is grondtransport in zulke gevallen nog toegestaan?

Wat zegt de wet?

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), verantwoordelijk voor toezicht op naleving van de EU-verordening, is hierover geraadpleegd. Volgens Artikel 7 van de Europese verordening is het in de handel brengen van een invasieve soort verboden als er sprake is van opzet. Met andere woorden: alleen als iemand bewust grond met zaden van Reuzenberenklauw verhandelt, is sprake van een overtreding. De bewijslast daarvoor ligt bij de NVWA. Een voorbeeld van opzet kan zijn: het afgraven van grond op een locatie waar zichtbaar bloeiende planten aanwezig zijn. Om handhavend te kunnen optreden, moet dat echter herleidbaar en aantoonbaar zijn – wat in de praktijk lastig is.

Meer nadruk op bewustwording

De NVWA benadrukt dat handhaving lastig is en richt zich daarom vooral op voorlichting en bewustwording in de sector. Net zoals bij Aziatische duizendknopen groeit ook hier de aandacht voor preventieve maatregelen. De praktijkcasus laat zien hoe belangrijk vroegtijdige signalering en zorgvuldige omgang met grond is. Zeker bij projecten met graafwerkzaamheden of grondverplaatsing, is het cruciaal om alert te zijn op mogelijke aanwezigheid van invasieve soorten. Hiermee kan verdere verspreiding worden voorkomen, maar ook dat er civiele zaken worden aangespannen als de grond toch vervuild blijkt te zijn.

Meer weten? De leermiddelen zijn beschikbaar via Groen Kennisnet

Voor professionals die in aanraking komen met invasieve exoten zijn er diverse kenniskaarten, trainingen en digitale leermiddelen beschikbaar. Deze ondersteunen bij het herkennen van soorten en het toepassen van de juiste maatregelen.

Deze leermiddelen zijn mede ontwikkeld met steun vanuit de Kennis- en Innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel.

Tot slot

Reuzenberenklauw vormt een serieuze uitdaging voor natuurbeheer en grondverzet. Door bewust om te gaan met grondstromen en gebruik te maken van beschikbare kennis, kunnen we samen verdere verspreiding beperken.


Let op: dit artikel is met zorg samengesteld door het Kennisnetwerk Invasieve Exoten in samenwerking met de NVWA en biedt algemene informatie.  Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend. Voor juridische interpretatie van regelgeving wordt geadviseerd contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten.

Onderzoekers van het NIOZ hebben voor het eerst de Pacifische zeepok Balanus glandula in de Waddenzee aangetroffen. Tot nu toe was deze soort alleen bekend in Europese wateren in België en aan de zuidkust van de Westerschelde. Hij reist waarschijnlijk mee in de ballastwatertanks van grote schepen en als aangroei op scheepsrompen. Masterstudent Zoetwater- en Mariene Biologie Rosalinde van Ooijen van de Universiteit van Amsterdam deed haar masteronderzoek bij het NIOZ en zocht afgelopen voorjaar naar zeepokken en hun parasieten in de Nederlandse en Duitse Waddenzee. 'Onderzoeksassistent Loran Kleine Schaars raadde me aan om op de Pacifische zeepok Balanus glandula te letten . De aantallen nemen al decennia sterk toe in landen als Japan en Zuid-Afrika, en sinds 2015 weten we dat hij ook in België en Zeeland voorkomt.'

Charles Darwin

De soort werd voor het eerst beschreven door Charles Darwin en komt oorspronkelijk van de Pacifische kust van Noord-Amerika, maar heeft zich inmiddels verspreid naar de kusten van Argentinië, Japan en Zuid-Afrika. Hij reist waarschijnlijk mee in de ballastwatertanks van grote schepen en als aangroei op scheepsrompen. Oorspronkelijk leeft de zeepok in de middelste tot bovenste getijdenzone van rotsachtige kusten.

Wandplaten en een witte krijtbasis

Zeepokken lijken erg op elkaar. Van Ooijen: 'Ik heb ze meegenomen naar het lab voor identificatie onder een microscoop of stereomicroscoop. Je moet dan bijvoorbeeld tellen of ze vier of zes wandplaten hebben: de onderdelen die hun afgeronde kegelvorm vormen. In het midden zit een opening, afgesloten door platen die ook per soort verschillen. En als je ze van hun substraat haalt, laten sommige soorten een verkalkte witte bodemplaat achter. Na e-mailcontact met onderzoeker Francis Kerckhof, die deze zeepok in België ontdekte, konden we bevestigen dat het inderdaad de Pacifische zeepok was.' De studente vond Pacifische zeepokken rond Texel en langs de Friese kust bij Lauwersoog. Ze vond ze niet rond het Duitse eiland Sylt, wat suggereert dat de soort zich nog niet over de Waddenzee heeft verspreid.

Zes paar lange poten

Zeepokken zijn kreeftachtigen die zich vasthechten aan harde substraten zoals rotsen en schelpen. Onder water openen ze hun 'schelp' en bewegen ze zes paar lange poten naar buiten. Terwijl ze rondwervelen, wordt hun belangrijkste voedselbron, plankton, naar zich toe getrokken. Het is niet bekend of de zeepok uit de Stille Oceaan de soorten die al in de Waddenzee leven, kan verdringen. Van Ooijen: 'In Japan en Zuid-Afrika is de nieuwe soort zeer invasief en heeft hij andere soorten verdrongen. In de Waddenzee vond ik slechts kleine aantallen vergeleken met de andere soorten. We weten nog niet of en hoe er sprake is van concurrentie tussen de verschillende zeepokken. Dat zal duidelijk worden als we de aantallen blijven monitoren.'

De Waddenzee wordt warmer

Uit NIOZ - onderzoek van Sonja van Leeuwen blijkt dat de watertemperatuur in de Waddenzee sinds 2000 snel is gestegen. Deze temperatuur wordt al sinds 1860 regelmatig gemeten, en sinds 2001 zelfs elke 10 seconden. Het is nog niet bekend of de nu aangetroffen zeepok beter bestand is tegen warmer water dan inheemse soorten. Het begrip "inheemse soort" is echter relatief. De zeepoksoort die Van Ooijen op veel plaatsen het vaakst aantrof, is feitelijk een invasieve exoot uit Nieuw-Zeeland en Australië. De aantallen zijn de afgelopen decennia snel toegenomen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met klimaatverandering. Van Ooijens begeleider, ecoloog David Thieltges: 'Onze collega's van het Alfred Wegener Instituut in Duitsland, dat een Waddenzeestation heeft op het eiland Sylt, hebben een sterke toename van deze exoot in hun lange-termijnreeksen waargenomen en konden een verband leggen met een lange reeks van milde winters en warme zomers.'

Is het een probleem als de ene zeepoksoort de andere verdringt? Van Ooijen: 'Dat is moeilijk te zeggen. Het is in ieder geval een verandering in een zee die werelderfgoed is.'