Spring naar inhoud

De gemeente Almere roept de provincie en terreinbeheerders zoals Staatsbosbeheer en het waterschap op om de bestrijding van de reuzenberenklauw actief aan te pakken. Verdere verspreiding van de plant moet worden voorkomen. Het college van B en W heeft hierover een brandbrief gestuurd.

In de brief vraagt de gemeente prioriteit te geven aan de bestrijding op plekken waar meldingen zijn gedaan van reuzenberenklauwen en waar het mogelijk 'een direct gevaar vormt voor volksgezondheid of de veiligheid van mens en dier'. In de brief staat dat de raad van Almere zich ernstig zorgen maakt over de gezondheid en veiligheid van haar inwoners en daarom wordt opgeroepen tot daadkrachtig optreden.

Brandblaren
Mensen die in contact komen met de brandharen of het sap van de reuzenberenklauw - bijvoorbeeld nadat deze is geknakt - kunnen forse brandblaren oplopen. Honden die met hun bek in aanraking komen met het sap van de plant kunnen in extreme gevallen zelfs doodgaan aan de gevolgen van de zwellingen die het sap kan veroorzaken.

De reuzenberenklauw is een 'invasieve exoot', een niet inheemse plant. De plant, met klauwvormige bladeren, kan metershoog worden en verdringt andere - inheemse - soorten.

De gemeente wil graag dat er een gezamenlijk plan van aanpak komt voor de bestrijding en roept de provincie op om hierin de leiding te nemen. Verder is een suggestie dat Landschapsbeheer Flevoland vrijwilligers en bewonersgroepen steunt en begeleidt bij de bestrijding van de plant. Het gaat dan om veiligheid, kennis en training.

Maaien en uitsteken
Almere bestrijdt zelf de plant door deze zoveel mogelijk te maaien voordat deze tot bloei komt en zich verspreid. Het bloeiseizoen is vanaf ongeveer half juni tot en met september. Ook worden op sommige plekken de planten uitgestoken. Verder plant de gemeente na bosonderhoud nieuwe planten dichter op elkaar om zo zonlicht op de bodem te voorkomen. Ook wordt er geëxperimenteerd met het inzaaien van gras en klaver. Minder licht en ruimte moet ervoor zorgen dat de reuzenberenklauw zich minder makkelijk verspreidt.

Het zal de gemiddelde burger die op een mooie lentedag langs een sloot, plas of gracht wandelt niet opvallen, maar de kans is groot dat zich onder het wateroppervlakte een stille ramp afspeelt. Op steeds meer plekken in onze regio neemt het aantal rode Amerikaanse rivierkreeften explosief toe, wat funest is voor de biodiversiteit en de ecosystemen. 

De uitheemse zoetwaterkreeften hebben een allesverslindend dieet. Ze eten niet alleen waterplanten, maar ook slakken, mossels, waterinsecten, larven en eitjes van vissen en amfibieën staan op hun menu. Daarnaast woelen ze de bodem om wat het water troebel maakt en graven ze gangetjes in de oevers waardoor deze instabiel kunnen worden.

De rode Amerikaanse rivierkreeft, die in de jaren 80 van de vorige eeuw voor het eerst in ons land werd waargenomen, voelt zich helemaal thuis in het veenweidelandschap van Zuid-Holland en plant zich razendsnel voort. Bovendien heeft deze invasieve exoot nog niet genoeg natuurlijke vijanden. Potentiële predatoren als snoeken, baarzen, futen en reigers herkennen de rode kreeften steeds vaker als voedselbron maar eten er lang niet genoeg van om de groei van de populaties in te dammen. De opmars van de Amerikaanse rivierkreeft lijkt niet meer te stuiten.

Uiteenlopende meningen

Moeten we dan machteloos toezien hoe onze sloten in levenloze modderpoelen veranderen? Zo somber is het toekomstscenario nu ook weer niet. Alle deskundigen zijn het erover eens dat we nooit meer van de rode Amerikaanse rivierkreeft afkomen, maar het is wellicht wel mogelijk hun aantallen tot hanteerbare proporties terug te brengen. Hoe dat moet, daarover lopen de meningen mijlenver uiteen. Ze variëren van ‘intensief en langdurig wegvangen van de kreeften’ tot ‘laat de natuur zijn gang gaan, dan komt er vanzelf een nieuw evenwicht’. In dit artikel gaan we dieper in op een aantal mogelijke maatregelen om de rivierkreeftenplaag te beheersen.

Wegvangen

Een voor de hand liggende remedie is het op grote schaal en langdurig wegvangen van de uitheemse rivierkreeften. In principe werkt dat, blijkt uit een meerjarige praktijkproef in een polder in de Krimpenerwaard (tussen Gouda en Rotterdam). Nadat in 2021 en 2022 zo’n 4.500 kilo rivierkreeft werd gevangen, keerde de plantengroei voorzichtig terug in de totaal kaal- en leeggevreten sloten.

Maar deze methode kost heel veel geld en moeite. Zo schat het Hoogheemraadschap van Rijnland - waar Katwijk onder valt - dat de kosten voor haar werkgebied op 20 tot 25 miljoen euro per jaar zouden uitkomen. Bovendien is het nog niet mogelijk om het wegvangen breed uit te rollen omdat volgens de huidige regelgeving alleen beroepsvissers met professionele vangmiddelen als korven en fuiken op rivierkreeften mogen vissen.

Dweilen met de kraan open

Zelfs als de regels aangepast worden, zoals het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heeft toegezegd, en waterbeheerders als de waterschappen zelf mensen mogen inzetten om kreeften te vangen, is dat volgens experts niet dé oplossing.

Rivierkreeftendeskundige Bram Koese van Naturalis (EIS Kenniscentrum) is ervan overtuigd dat wegvissen dweilen met de kraan open is. ‘Je kunt de grote rivierkreeften vangen maar dat is volslagen zinloos. Elk vrouwtje krijgt jaarlijks zo’n vijf- tot zeshonderd jongen. Dat zijn beestjes ter grootte van een pissebed. Die krijg je als visser niet te pakken.’

Yannick Janssen, ecoloog bij advies- en onderzoeksbureau voor natuur en leefomgeving ATKB, beaamt dat vissen alleen het probleem niet gaat oplossen. Hij heeft samen met Bram Koese onderzoek gedaan naar de invloed van wegvangen op de reproductie van de rivierkreeften. Daaruit bleek dat de overgebleven kreeften zich na het wegvissen nóg sneller gaan reproduceren. ‘Je moet tenminste zeventig procent wegvangen, anders kan je het net zo goed laten. Dat moet je bovendien elke paar jaar herhalen, en dat is arbeidsintensief en duur.’

Uitrazen

Dan maar de natuur zijn gang laten gaan? Volgens Menno Schilthuizen, evolutiebioloog bij Naturalis, is dat vaak de meest verstandige optie. In het halfjaarlijkse magazine van het Zuid-Hollands Landschap van dit voorjaar stelt hij dat bestrijding van invasieve exoten meestal meer schade doet aan de natuur dan de exoot zelf. ‘We moeten de ecosysteemverstoringen die we veroorzaken door het binnenbrengen van exoten dus laten uitrazen.’ Dat vergt wel veel geduld, en in de tussentijd kunnen vele andere soorten het loodje leggen. Janssen vindt het dan ook geen goed idee. ‘Uiteindelijk krijg je wel weer een balans, maar dat is er niet eentje die ik als ecoloog wil zien.’

Ecosysteem versterken

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft de afgelopen paar jaar samen met de gemeente Leiden en met ondersteuning van bureau ATKB een andere optie verkend: het versterken van het ecosysteem om de natuur weerbaarder te maken tegen de rivierkreeften.

Zoals we in de vorige aflevering al schreven, is in 2022 in het Leidse polderpark Cronesteyn een pilot gestart om te onderzoeken wat voor invloed het natuurvriendelijker maken van oevers heeft op de hoeveelheid rivierkreeften. Een aantal steile slootkanten is glooiend gemaakt en beplant. Het idee daarachter is dat geleidelijk aflopende oevers minder aantrekkelijk zijn voor de kreeften omdat gangen graven dan lastiger is.

De voorlopige resultaten wijzen erop dat het ‘wegpesten’ werkt: in 2024 werden bij de natuurvriendelijke oevers zes tot zeven keer minder kreeften geteld dan bij de steilere slootkanten.

Belangrijk voordeel van deze oevers is bovendien dat ze juist prettig zijn voor dieren die rivierkreeften kunnen eten. De hoop is dat de verbeterde omgeving potentiële predatoren (snoeken, baarzen, palingen, meervallen, futen, meerkoeten, meeuwen, reigers en zelfs roof-insecten als libellenlarven) aantrekt die de aanwas van rivierkreeften binnen de perken houden zodat er een nieuw natuurlijk evenwicht kan ontstaan.

Harbert van der Kaap, die voor de Partij voor de Dieren in het bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland zit en nauw betrokken was bij de Cronesteyn-pilot, ziet hierin de structurele oplossing voor het rivierkreeften-probleem. ‘We moeten het ecosysteem robuust maken, smalle sloten verbreden en heel veel natuurlijke oevers aanleggen. Op die manier werk je mét de natuur in plaats van tegen de natuur.’

Extra zetje voor natuur

Anderen zijn ervan overtuigd dat er meer voor nodig is om de rivierkreeftenplaag onder controle te krijgen. Wilco van Roon, eveneens bestuurder bij Rijnland maar dan voor de BBB: ‘De aantallen rivierkreeften zijn zo groot dat alleen het aanleggen van natuurvriendelijke oevers niet genoeg is. We moeten de boel ook leegvissen.’

Yannick Janssen deelt de mening dat de natuur het niet gaat redden zonder een steuntje in de rug. ‘In gebieden waar de rivierkreeften de overhand hebben gekregen, moet je het ecosysteem een complete, geforceerde reset geven.’ Oftewel: om de natuur een eerlijke kans te geven zelf het kreeftenprobleem onder controle te krijgen, moet je beginnen met de aantallen plaagdieren omlaag te brengen door ze weg te vangen. Ook waterkwaliteitsexpert Otto Cox ziet de oplossing in een combinatie van wegvangen en versterken van het ecosysteem. ‘Het wegvangen kan je prima koppelen aan de organisatie die nu al muskusratten bestrijdt. Laat zij zich richten op het vangen van rivierkreeften, dan kunnen de waterschappen zich concentreren op het herstel van de oevers en de ecologie.’

Lastige taak

Die taak is overigens lastig genoeg, weet Waldo von Faber, oud hoogheemraad voor waterschapspartij Water Natuurlijk. ‘Ik geloof in alle maatregelen die bijdragen aan een sterker ecosysteem. Maar de schaal is enorm: alleen al in het gebied van Rijnland liggen 720 polders. Hoe ga je dat organiseren?’

Hij wijst er ook op dat in het buitengebied zeker niet alle boeren zullen staan te juichen bij het voorstel om alle slootkanten natuurvriendelijk te maken; het kost ze immers flink wat vierkante meters landbouw- of weidegrond. En binnen de bebouwde kom is er lang niet overal plek voor glooiende oevers.

Predatoren koesteren

De Leidse adviseur stadsgrachten Aaf Verkade pleit ervoor de natuurlijke vijanden van de rivierkreeften in de watten te leggen. ‘Door snoek en baars te helpen met kunstriffen, watertuinen en een hengelverbod, en door broedplekken te bieden aan futen en meerkoeten, kunnen deze soorten zich beter voortplanten. Deze inheemse predatoren blijken inmiddels te hebben geleerd dat vooral net vervelde rivierkreeften een smakelijke prooi zijn. Dieren die succesvol leren jagen, geven die kennis weer door aan hun jongen.’

Verkade wijst ook op de Craybar, een innovatieve onderwater-val waar kreeften niet uit kunnen ontsnappen maar andere waterdieren als vissen en amfibieën wel. Voor de kreeften is de enige uitweg een buis met een knik erin (zodat ze niet terug kunnen) die leidt naar een opvangbak aan het wateroppervlak. Voor vogels die de kreeften eten, is die bak een snackbar.

Maaibeleid aanpassen

In de polders zou het volgens Bram Koese helpen als het maaibeleid wordt aangepast. ‘Sloten worden nu vaak helemaal leeggeschoond. Daardoor verdwijnen niet alleen waterplanten, maar ook eitjes van vissen en insecten. Libellenlarven zouden normaal kleine rivierkreeftjes kunnen eten, maar door het intensieve maaien zijn er veel te weinig van.’ Kreeften dragen hun eitjes echter bij zich, en blijven dus gespaard. ‘Elke winter wordt al het leven weggemaaid, behalve de kreeft.’ Waldo von Faber onderschrijft zijn pleidooi. ‘Sloten kun je prima op een meer natuurvriendelijke manier schonen, bijvoorbeeld door afwisselend stukken met waterplanten te laten staan. Maar dat vraagt om een flinke cultuuromslag. Het idee dat slootkanten strak en kaal moeten zijn, zit diep verankerd in ons denken.’

Obstakel

Ideeën genoeg dus om de strijd tegen de rode Amerikaanse rivierkreeft aan te gaan. Maar er is één groot obstakel: zoals we in de vorige aflevering al schreven, lijkt het ministerie van LVVN, dat juridisch verantwoordelijk is voor de aanpak van deze invasieve exoot, niet bereid het voortouw te pakken. En ook niet om de portemonnee te trekken om waterschappen en provincies te compenseren voor hun kosten als die - zodra de regelgeving is aangepast - zelf volle bak met de bestrijding aan de slag zouden willen gaan. Kortom, het ziet er niet naar uit dat de opmars van de rode Amerikaanse rivierkreeft op korte termijn gestuit zal worden.

KRW als lichtpuntje

Gelukkig is er ook een lichtpuntje. Dat schuilt cynisch genoeg in een ander waterprobleem waar Nederland mee kampt. Alle landen in de Europese Unie, dus ook Nederland, moeten in 2027 voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, afspraken over de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater. Al het water in Nederland zou dan een goed leefgebied moeten vormen voor de planten en dieren die er thuishoren. Het ziet er nu naar uit dat de gewenste kwaliteit over een kleine twee jaar in ons land lang niet overal behaald zal zijn, en dat kan ons land op fikse boetes komen te staan. Er moeten dus snel maatregelen genomen worden om de waterkwaliteit te verbeteren. En dat kan absoluut helpen bij de bestrijding van rivierkreeften. Want, zoals ecoloog Yanniek Jansen zegt: ‘Vrijwel alle maatregelen die je kan nemen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn goed tegen rivierkreeften.’