Spring naar inhoud

Invasieve exotische planten bedreigen steeds vaker de biodiversiteit in droge duinen. Uit onderzoek van OBN Natuurkennis blijkt dat als natuurbeheerders ze niet op tijd een halt toeroepen, alleen intensieve en soms behoorlijk ingrijpende maatregelen nog soelaas bieden. Dwergmispel, mahonie, Japanse rimpelroos. Enkele voorbeelden van planten die niet in onze duinen horen, maar er plaatselijk massaal voorkomen. Ze verdringen de inheemse soorten die wel in de droge duinen horen te groeien. Momenteel worden vijf soorten actief bestreden, maar over nog eens 24 soorten maken beheerders zich zorgen.

Te laat ingrijpen 

Duinbeheerders kunnen de uitheemse woekeraars in een vroeg stadium vaak nog wel redelijk bestrijden. Maar vaker besluit men eerst nog even de vinger aan de pols te houden en wordt pas ingegrepen als de soort echt problemen veroorzaakt. De populaties zitten dan al in een exponentiële groei. Dat leidt tot hoge kosten voor bestrijding en vaak tegenvallende resultaten. Om grip te krijgen op de problematiek zijn een literatuuronderzoek, veldonderzoek, metapopulatiemodel-studie en kiemingsexperimenten uitgevoerd en zijn experts en beheerders bevraagd. 

Ecologische effecten 

De onderzoekers onderzochten onder andere wat de ecologische impact is van die invasieve soorten. Voor bezemkruiskruid en mahonie werd een veldstudie gedaan. De effecten bleken niet gering – in soortenrijkere duingraslanden met deze invasieve soorten was het totaal aantal soorten maar liefst 40 tot 45 procent lager dan op locaties waar de invasieve soorten niet voorkwamen. Gek genoeg is op soortenarme locaties – zoals de kale zandvlaktes die soms na herstelbeheer ontstaan – de soortenrijkdom in aanwezigheid van bezemkruiskruid juist iets hoger dan op vergelijkbare locaties zonder de exoot. Ook bij mahonie zorgt de aanwezigheid van de plant in soortenarme vegetaties voor een iets hoger aantal soorten. De onderzoekers denken dat wanneer de exoten open, soortenarme pionierhabitats koloniseren, ze de omstandigheden op deze locaties tijdelijk gunstig maken voor de kolonisatie van andere soorten. Maar later, wanneer de bedekking van invasieve exoten toeneemt, stijgt de concurrentie en neemt de biodiversiteit af.

Bestrijding soms nauwelijks haalbaar

Als de exoten zich eenmaal hebben gevestigd, is het niet zo makkelijk ze weg te krijgen. Dit blijkt uit de literatuurstudie en interviews met beheerders. Alleen het volledig verwijderen van de planten in combinatie met jaren nazorg – het steeds blijven verwijderen van planten die weer de kop opsteken – brengt enige kans op blijvend effect. Ook het metapopulatiemodel laat zien dat duurzame bestrijding intensief moet zijn, waarbij populaties bijna volledig worden verwijderd. De pionierhabitats die door het verwijderen ontstaan, zijn vaak een gespreid bedje voor zaden en stukjes plant van diezelfde exoten die van buiten het natuurgebied komen. Verwijdering moet dus geregeld herhaald worden. In de praktijk is dat vaak nauwelijks haalbaar, omdat het de beheerder enorm veel tijd kost. Ook zitten er risico’s aan vast, zeker bij soorten als rimpelroos, die heel diep moet worden uitgegraven. Daarmee wordt behoorlijke schade gedaan aan het duinsysteem.

Preventie en systeemgerichte aanpak 

De onderzoekers benadrukken daarom ook het belang van preventie en voegtijdig ingrijpen. Daarbij moet vooral gelet worden op soorten van andere continenten. Deze ‘systeemvreemde’ planten hebben hier geen natuurlijke vijanden en kunnen zich razendsnel uitbreiden. Ook een systeemgerichte aanpak, waarbij verstoring wordt beperkt en concurrentiekracht van inheemse soorten wordt versterkt, is essentieel. Daarmee wordt nieuwe vestiging van exoten voorkomen door het ecosysteem weerbaarder te maken tegen invasie. Tot slot vragen de onderzoekers aandacht voor bestrijding en beheer buiten de natuurgebieden. Want zolang wegbermen vol staan met bezemkruiskruid en plantsoenen met rimpelroos en mahonie, is het dweilen met de kraan open.

De klimop, een klimplant gewaardeerd om zijn esthetiek, wordt een echtE plaag voor de Nederlandse tuinen door de aziatische hoornaars aan te trekken. Deze invasieve insecten vormen een ernstige bedreiging voor de bijen en, in bredere zin, voor het ecosysteem. Door nectar en pollen aan te bieden, dient de klimop als een toevluchtsoord voor hoornaars, vooral in de herfst, wanneer het een van de weinige voedselbronnen voor insecten is. Tuinders moeten daarom voorzichtig handelen tegenover deze zorgwekkende situatie voor de biodiversiteit.

De essentie van de informatie

  • De klimop is aantrekkelijk maar trekt de aziatische hoornaars aan.
  • Deze hoornaars bedreigen de bijen en het ecosysteem.
  • De klimop biedt nectar in de herfst, wat insectenpollinators aantrekt.
  • Tuinders moeten waakzaam zijn tegenover deze bedreiging voor de biodiversiteit.

De klimop wordt vaak geprezen om zijn esthetiek in tuinen, maar hij brengt ook risico’s met zich mee. Inderdaad, zijn aantrekkingskracht beperkt zich niet tot zijn schoonheid; hij trekt ook de aziatische hoornaars aan, gevaarlijke insecten die een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit vormen. Dit fenomeen roept grote zorgen op voor Nederlandse tuinders, wiens inspanningen om uitnodigende bloeiende ruimtes te creëren in gevaar kunnen komen.

De aziatische hoornaars en hun impact

De aziatische hoornaars is een invasieve soort die in verschillende ecosystemen zijn geïntroduceerd, waar ze de natuurlijke evenwichten verstoren. Door vooral de bijen te bedreigen, zetten deze hoornaars de bestuiving van planten onder druk, een proces dat essentieel is voor de overleving van veel plantensoorten. Hun groeiende aanwezigheid onderstreept het belang van het monitoren van de impact die ze hebben op het lokale ecosysteem, evenals op de landbouwgewassen.

De cruciale rol van de klimop

Ondanks zijn aantrekkingskracht speelt de klimop een essentiële rol in het milieu door nectar en pollen aan een verscheidenheid van insectenpollinators te bieden. In de herfst blijkt het een van de weinige beschikbare voedselbronnen voor deze insecten te zijn, wat het een belangrijke plant maakt voor de overleving van verschillende soorten, inclusief afnemende pollinators zoals bijen. Dit paradoxe benadrukt de noodzaak van een evenwicht tussen de esthetiek van de tuin en de ondersteuning van de biodiversiteit.

Risico’s van de coexistence

Terwijl de klimop verschillende insectenpollinators blijft aantrekken, vormt zijn vermogen om kolonies van aziatische hoornaars te concentreren een uitdaging. De hoge aanwezigheid van hoornaars rond deze klimplant vergemakkelijkt de ontwikkeling van hun kolonies, wat het risico van interactie met mensen vergroot. Het is echter belangrijk op te merken dat hoornaars over het algemeen niet agressief zijn wanneer ze zich voeden, waardoor het onmiddellijke gevaar voor tuinders vermindert.

Observatie en mitigatiestrategieën

Een proactieve benadering bestaat uit het observeren van de hoornaars rond de klimop, wat kan helpen bij het lokaliseren van hun nesten. Deze strategie kan waardevol zijn om hun aanwezigheid te beheren zonder conflicten te veroorzaken. Door maatregelen te nemen om kolonies te identificeren en te surveilleren, kunnen tuinders beter hun ruimtes beschermen terwijl ze de biodiversiteit behouden. Het is echter essentieel om voorzichtig te werk te gaan en de wetgeving inzake biodiversiteit in acht te nemen bij het beheer van aziatische hoornaars.

Het belang van waakzaamheid

Tuinders moeten waakzaam blijven tegenover de bedreiging van de aziatische hoornaars. De schoonheid van de klimop kan een gevaar voor de biodiversiteit verbergen, en het is cruciaal om tuinierpraktijken te hanteren die niet alleen rekening houden met de esthetiek maar ook met de gezondheid van de ecosystemen. Uiteindelijk is een harmonieuze balans tussen de verschillende soorten noodzakelijk om een gezonde en gastvrije tuin te behouden.